vrijdag 27 januari 2012

Slaapklachten bij ploegendienstwerkers.

Slaapproblemen komen vaak voor onder ploegendienstwerkers. De meeste “lichte”vorm is het gevoel van slaperigheid tijdens en vlak na de nachtdienst.  Slaapstoornissen in ploegendiensten worden uitgebreid onderzocht. De klachten zijn samengevat in een ziektebeeld met bijbehorende diagnostiek en behandeling.  Zo is in de “International Classification of Sleep Disorders” de slaapstoornis: Shift Work Sleep Disorder (SWSD) te vinden. Of op zijn Nederlands “ploegendienst gerelateerde slaapstoornissen”.

Deze aan ploegendienst gekoppeld stoornis laat zich beschrijven in 5 elementen:
1. Moeite hebben met het in slaap vallen.
2. Moeite hebben met het in slaap blijven.
3. Onvoldoende herstellend vermogen van de slaap gedurende minimaal 1 maand
4. Het moet betrekking hebben op een werkperiode die tijdens de gewoonlijke slaapfase plaats vindt
5. De slapeloosheid leidt tot prestatieverslechtering.

Hoe ontstaat slaap?
Slapen en wakker zijn worden door twee processen ingeregeld.
1. het zogenoemde “homeostatische” proces  houdt de verhouding bij tussen de tijd die we wakker zijn en de tijd dat we slapen. Het proces zoekt steeds naar een optimale balans tussen slapen en waken. Het proces creëert zogenaamde slaapdruk als we langer wakker zijn. Hoe groter de slaapdruk des te groter de neiging om in slaap te vallen. Slaapdruk neemt af als we slapen.
2. daarnaast speelt de biologische klok een grote rol in het wakker zijn en het (optimaal) functioneren. De biologische klok streeft ernaar dat we overdag wakker zijn en 's nachts slapen. Het ritme van deze klok reageert vooral op daglicht. Door blootstelling aan daglicht veroorzaakt de biologische klok zogenoemde “waakdruk”. Waakdruk neemt toe gedurende de ochtend en middag en neemt af gedurende de avond en nacht.

Slaap- en waakdruk moeten in synchroniteit zijn. In een goed slaap/waak ritme wisselen waak- en slaapdruk zich af. Als je ’s ochtends wakker wordt is de slaapdruk het laagst en veroorzaakt de biologische klok waakdruk. Naarmate de dag vordert en je langer wakker blijft neemt de slaapdruk toe, terwijl de waakdruk zakt. Aan het einde van de dag is de slaapdruk zo groot geworden dat je makkelijk in slaap valt en door kan slapen.

In ploegendienst lopen de variaties in slaap- en waakdruk niet meer goed synchroon. Als ploegendienst werkers de nachtdienst is men meestal al geruime tijd wakker. De slaapdruk is aan het begin van de nachtdienst zich al aan het opbouwen en neemt tijdens de nachtdienst alleen maar toe. Tijdens de nachtdienst genereert de biologische klok echter geen waakdruk. Er is immers geen daglicht. De slaapdruk in de nachtdienst wordt dus niet gecompenseerd door de waakdruk vanuit de biologische klok, met als gevolg toenemende slaperigheid en afnemend prestatievermogen naarmate de nachtdienst verstrijkt.

Slaapdruk en waakdruk kunnen gezien worden als twee tegengestelde sinusbewegingen die in goede synchroniteit op de juiste momenten alertheid c.q. slaperigheid inregelen. Door nachtdienst komen de sinusbewegingen echter steeds dichter over elkaar heen te liggen, met als gevolg verminderde alertheid tijdens de nachtdienst en problemen met in slaap vallen en door slapen na een nachtdienst.

Van invloed op slaap/waak ritme bij het werken in ploegendienst is o.a. de monotonie van het werk, de lichamelijke werkdruk en omgevingsfactoren zoals verschillen in temperatuur, trillingen, lawaai, werkposities. Nachtdienst moet met andere woorden gezien worden als een bezwarende arbeidsomstandigheid. Voorkomen moet worden dat daar andere zware arbeidsomstandigheden bovenop gestapeld worden. Daardoor nemen de klachten rond nachtarbeid alleen maar toe.


Leiden slaapproblemen tot veiligheids- gezondheidsproblemen?
Slaapproblemen onder ploegendienstwerkers worden op grote schaal onderzocht. Er is veel bekend over de veilgheids- en gezondheidsrisico’s.

Twee voorbeelden die direct met de veiligheid tijdens en na de nachtdienst te maken hebben.
-         Wat betreft de veiligheid blijkt dat ernstige slaperigheid tijdens het werk, gedefinieerd als de neiging om in slaap te vallen rond de 25% ligt. Het percentage verminderde alertheid ligt rond de 50%. Een voorzichtige schatting van het aantal werknemers in ploegendienst met ernstige vermindering van slaap of alertheid bedraagt dus meer dan 50%
-         Ernstige slaperigheid wordt bijvoorbeeld gerapporteerd bij 49% van de nachtdiensten en 20 procent van de vroege ochtenddiensten onder een grote groep treinmachinisten. Als de invloed van andere variabelen wordt uitgeschakeld blijkt dat het risico van ernstige slaperigheid zes tot veertien maal hoger in de nachtdienst en ongeveer twee maal zo hoog in de ochtenddienst in vergelijking met de dagdienst.

Ander onderzoek wijst uit dat een verstoorde of een te korte slaap niet alleen een voorbode is van ziekteverzuim of aan werk gerelateerde stress/burnout, maar ook van vele ziekten. Genoemd worden: zwaarlijvigheid en diabetes 2, hart- en vaatziekten, herseninfarcten, depressie en lichte psychiatrische klachten.

Hoe herken je slaapproblemen?
Voorspellers van slaapproblemen zijn:
1. minder lang/goed kunnen door slapen (slaapduur)
2. moeilijk in slaap kunnen vallen (slaaplatentie).
3. verstoorde verhouding tussen diepe herstellende slaap en dromen (slaapstructuur)
4. onbedwingbare slaapaanvallen (slaapneiging)
5. moeite hebben om wakker te blijven (slaperigheid)

En wat kun je er aan doen?
Er zijn diverse maatregelen mogelijk.

Kijk bijvoorbeeld eens aandachtig naar de roostersystematiek. De wijze waarop ochtend, middag en nachtdiensten elkaar opvolgen kan van invloed zijn op slaperigheid. Bij de zogenaamde achterwaartse rotatie (nacht/middag/ochtend) ontstaat een (te) korte rusttijd tussen een avonddienst en een ochtenddienst. Daardoor kan de slaapduur afnemen en het herstellend vermogen van de slaap onvoldoende worden. Ontwerp zoveel mogelijk roosters met een voorwaartse rotatie.

Ook het tijdstip van de ochtenddienst is een regelknop. Hoe vroeger de ochtenddienst, hoe korter de hoofdslaap. Mensen hebben per dag ongeveer 8 uur slaap nodig. Een (te) korte slaap beïnvloedt het herstellend vermogen van de slaap. Hou ook rekening met zogenaamde ochtend- en avondtypes. Ochtendmensen zijn ’s ochtends alerter en hebben een vroege piek in hun lichaamstemperatuur. Zij hebben vooral moeite met de nachtdienst. Avondmensen komen letterlijk later op gang. Daardoor ervaren zij vaak problemen met (vroege) ochtenddiensten. Denk na of er gevarieerd kan worden in de begin- en eindtijden zodat  ploegendienstwerkers zelf meer kunnen kiezen bij welke begintijd ze zich goed/minder slecht voelen.

Een ploegensysteem met minder opeenvolgende nachtdiensten heeft een zeer positief effect op de alertheid en prestaties van ploegendienstwerkers.

Tijdens de eerste nachtdienst kan de slaperigheid veel hoger zijn dan tijdens de tweede of derde nachtdienst vanwege de langere tijd die voorafgaand aan de nachtdienst wakend wordt doorgebracht. Een dutje (powernap) voor of tijdens de nachtdienst verbetert de alertheid aanzienlijk.

Naslagwerk: Licht op de Nacht brochure van FNV Bondgenoten


Geen opmerkingen:

Een reactie posten